Cursus agenda 2023-2024
Inloggen E-learning

Bij het verlenen van Eerste Hulp gaan we er vanuit dat elk slachtoffer dat op de grond ligt een circulatiestilstand heeft totdat het tegendeel is bewezen.
Voor een slachtoffer met een circulatiestilstand is het belangrijk dat er zo snel mogelijk met de juiste behandeling wordt gestart. Zo stijgt de overlevingskans en vermindert de kans op (blijvende) hersenbeschadiging. Een grotere overlevingskans kan worden bereikt door een snelle actie:
snelle alarmering, snel begin van de reanimatie, vroege defibrillatie en snel professionele hulp.
Het menselijk lichaam heeft voortdurend zuurstof en voedingsstoffen nodig. De circulatie zorgt ervoor dat zuurstof en voedingsstoffen op de juiste plekken in het lichaam worden afgegeven. Als het hart stopt met pompen valt de circulatie weg. Hierdoor kan een zuurstof tekort ontstaan en kunnen organen beschadigd raken. Een zuurstof tekort van 4 tot 6 minuten kan leiden tot blijvende schade aan de hersenen.
Het is dan ook van levensbelang om de circulatie zo snel mogelijk weer op gang te krijgen. Door het geven van borstcompressies brengen we de circulatie van buitenaf weer op gang. De bloedstroom komt weer in beweging. Stopt men met het geven van borstcompressies, dan neemt de druk van buitenaf af en zakt de bloeddruk weg. Er vindt dan geen zuurstofuitwisseling naar de cellen plaats. Het kost dan weer enkele compressies om op hetzelfde niveau terug te komen.

Eerste Hulp benadering
Het uitgangspunt is dat u zo snel mogelijk moet vaststellen of er sprake is van een circulatiestilstand.
De eerste hulp benadering bestaat uit een aantal stappen. We gaan er hierbij van uit dat een slachtoffer dat niet reageert en géén normale ademhaling heeft, een circulatiestilstand heeft; reanimeren is dan noodzakelijk.
Een slachtoffer dat niet reageert, noemen we bewusteloos.
In de afbeelding ziet u welke stappen er ondernomen moeten worden om de benodigde eerste hulp te verlenen. Uw volgende stap hangt steeds af van de reacties van het slachtoffer.
De hoofdlijn beschrijft de situatie waarin het slachtoffer GEEN reactie geeft en GEEN normale ademhaling heeft: de zogeheten géén-lijn.
In de rechterkolom staat beschreven welke handelingen u moet uitvoeren als het slachtoffer niet reageert. In de linkerkolom staan uw handelingen beschreven als het slachtoffer wel reageert of adem haalt.

stroomschema

Benaderen van een slachtoffer
Zorg dat u er zeker van bent dat de situatie veilig is voor uzelf, de omstanders en het slachtoffer.
Verplaats een slachtoffer alleen als dat noodzakelijk is vanwege gevaar of om te zorgen voor beschutting tegen regen/kou. Verplaatsen van een slachtoffer kan het letsel namelijk verergeren.
Het kan gebeuren dat u een slachtoffer eerste hulp moet verlenen in de buitenlucht. Denk hierbij aan de invloed van duisternis en weersomstandigheden. De beoordeling van het slachtoffer kan hierdoor bemoeilijkt worden. Ga na of het slachtoffer voldoende beschut is tegen wind, regen en kou. Het gevaar van onderkoeling ligt altijd op de loer. Dek het slachtoffer dan af met bijvoorbeeld een isolatiedeken, jas of wat u op dat moment ook voorhanden heeft. Indien mogelijk leg dan ook een deken onder het slachtoffer. Zorg er dan wel voor dat het slachtoffer zo min mogelijk wordt bewogen om eventueel letsel niet te verergeren. Felle zonneschijn of extreme warmte leveren weer andere risico’s op waartegen het slachtoffer beschermd moet worden.
In principe geeft u ter plaatse beschutting. Als u vermoedt dat de letsels het toestaan of dat de professionele hulpverlening langer op zich zal laten wachten mag u het slachtoffer over een korte afstand verplaatsen naar een beschutte plek.
Dit kunt u het beste doen met de noodvervoersgreep van Rautek.


Aanspreken en schudden en ademhalingscontrole.

Tijdens het benaderen van het slachtoffer kunt u al roepen om vast te stellen of het slachtoffer reageert of niet. “Hallo meneer, hoe gaat het?” Krijgt u geen reactie, schud dan voorzichtig aan de schouders van het slachtoffer en vraag luid: “Gaat het meneer?” en blijf het slachtoffer verder aanspreken.


Op het aanspreken en schudden zijn twee reacties mogelijk:
• Het slachtoffer reageert wel
• Het slachtoffer reageert niet

Het slachtoffer reageert wel

Reageert het slachtoffer wel, laat hem dan liggen zoals u hem gevonden heeft. Soms wil het slachtoffer liever opstaan. Probeer het slachtoffer dan duidelijk te maken dat het beter is om te blijven liggen. Er mag echter geen “worsteling” ontstaan.
Probeer er achter te komen wat er met het slachtoffer aan de hand is. Stel vragen aan het slachtoffer en eventuele omstanders/getuigen. Indien nodig, zorg dat er hulp komt. Stel het slachtoffer gerust door met hem te blijven praten. Verleen indien nodig de vereiste eerste hulp.

Het slachtoffer reageert niet
In de situatie dat het slachtoffer niet reageert, heeft u waarschijnlijk assistentie nodig.
Roep om hulp.

Bel of laat 112 bellen en zet de telefoon op luidspreker

Als er niemand reageert, blijft u bij het slachtoffer.

Ademhalingscontrole
Als een slachtoffer niet reageert, moet u proberen de ademhaling te controleren.
Geen ademhaling betekent immers geen circulatie.
Om de luchtweg te openen moet het slachtoffer op de rug liggen. Indien u het slachtoffer aantreft op de buik, draai hem dan op zijn rug om controle van de ademhaling mogelijk te maken.
Als het slachtoffer op zijn rug ligt kunt u de luchtweg openen door het hoofd achterover te kantelen.
Leg uw hand op het voorhoofd van het slachtoffer en kantel het hoofd voorzichtig naar achter. Bij een slachtoffer met mogelijk wervelletsel dient u het hoofd in kleine stapjes achterover te kantelen. Voer vervolgens de kinlift uit.

kinlift

Plaats twee vingertoppen van uw andere hand onder de punt van de kin. Breng de kin voorzichtig omhoog om de luchtweg te openen. Op deze wijze haalt u de tong uit de keel waardoor de luchtweg vrij is.
Controleer de ademhaling door te kijken, te luisteren en te voelen.
Ga zo zitten dat u met uw oor boven de mond en neus van het slachtoffer hangt en dat u langs de borstkas kunt kijken of de borstkas en bovenbuik regelmatig op en neer bewegen.
• Kijk of de borstkas omhoog komt
• Luister ter hoogte van mond of neus of u ademhaling hoort
• Voel met uw wang of er luchtstroom is
Kijk, luister en voel maximaal 10 seconden om vast te stellen of het slachtoffer een regelmatige ademhaling heeft ( 2 à 3 ademhalingen in 10 seconden).
Handel bij twijfel altijd alsof er géén normale ademhaling is.

Het is moeilijk om bij een slachtoffer dat niet reageert te bepalen of er een normale ademhaling is.
Dit kan komen doordat de luchtweg (deels) afgesloten is (dit kan leiden tot snurken, rochelen, piepen of fluiten) of door het optreden van “gaspen”.

Gasping
(een agonale ademhaling) kan in de eerste paar minuten na een circulatiestilstand worden waargenomen. Het slachtoffer is dan letterlijk naar lucht aan het happen. Dit zijn onregelmatige bewegingen en kunnen met grote tussenpozen optreden. Gasping wijst op een circulatiestilstand en daarom moet er onmiddellijk met reanimatie worden gestart. Gasping wordt vaak geïnterpreteerd als een ademhaling. Dit is onjuist! Door deze foute inschatting worden slachtoffers soms niet gereanimeerd, terwijl dat juist wél nodig is. Bij ongeveer 40 procent van de slachtoffers van circulatiestilstand treedt gasping op. Let ook op spasme van de arm spieren. dit duidt ook op geen ademhaling.

Na de ademhaling controle zijn er twee mogelijkheden:
1. Er is wel ademhaling
2. Er is geen ademhaling


In beide gevallen is uw eerstvolgende handeling alarmeren

Alarmeren van 1-1-2
Blijf bij voorkeur zelf bij het slachtoffer en laat iemand anders het interne alarmnummer of 112 bellen, en indien aanwezig een AED halen.
Als u alleen bent, alarmeer dan zelf liefst met een mobiele telefoon. Pak alleen een AED als u alleen bent, als deze binnen uw bereik is. Laat het slachtoffer zo nodig even alleen.

Alarmeren via 112 heeft de voorkeur boven bellen met het interne alarmnummer.U heeft immers u telefoon op luidspreker staan en de centralist kan u begeleiden. Het interne alarmnummer dient wel gealarmeerd te worden.Via het interne alarmnummer wordt de bhv-organisatie in gang gezet en worden de externe hulpverleners gewaarschuwd.
Meld duidelijk wat er met het slachtoffer aan de hand is.
• Of u geeft aan dat het gaat om een reanimatie. Er komen dan in principe twee ambulances;
• Of u geeft aan dat het slachtoffer niet reageert maar normaal adem haalt.
Blijf aan de telefoon totdat de centralist aangeeft dat u mag ophangen.
Als iemand anders de melding heeft gedaan laat die dan terugkomen om u te informeren of de externe hulpverlening onderweg is.

Handel verder als volgt:
1. Leg een slachtoffer dat wel een normale ademhaling heeft in de stabiele zijligging (indien mogelijk) en blijf de ademhaling controleren.
2. Start met reanimeren bij een slachtoffer dat niet reageert en géén normale ademhaling heeft.

Reanimeren
U heeft vastgesteld dat het slachtoffer géén normale ademhaling heeft. U moet nu starten met reanimeren: het geven van 30 borstcompressies gevolgd door 2 beademingen.
Zorg dat het slachtoffer op een harde ondergrond ligt. Op een zachte ondergrond (bijvoorbeeld een matras) hebben borstcompressies geen zin.
Het geven van borstcompressies heeft voorrang op de beademing. De eerste paar minuten na een circulatiestilstand is er nog een hoog zuurstofgehalte in het bloed. De zuurstoflevering aan de hartspier en de hersenen wordt beperkt door de afgenomen pompfunctie van het hart. Het op gang brengen van de circulatie heeft daarom voorrang. Door het geven van borstcompressies keert er bloed terug in het hart en zorgt u voor circulatie. De benadering van de reanimatie is er op gericht om het geven van borstcompressies zo min mogelijk te onderbreken. Het te lang onderbreken van de borstcompressies verlaagt de kans op overleven. De borstcompressies mogen daarom alleen onderbroken worden voor een korte beademing ( 2x ) en als de AED daar opdracht toe geeft.

 Borstcompressies
• Kniel aan een zijde van het slachtoffer ter hoogte van een bovenarm
• Plaats de hiel van de hand op het midden van de borstkas (kuiltje)
• Plaats de hiel van de andere hand op de eerst geplaatste hand
• Haak de vingers van beide handen in elkaar
• Oefen géén directe druk uit op de ribben, de onderste punt van het borstbeen of de bovenbuik
• Breng uw bovenlichaam boven het slachtoffer met doorgestrekte armen en druk het borstbeen voldoende diep naar beneden, tenminste 5 cm maar niet dieper dan 6 cm
• Laat na elke compressie het borstbeen helemaal terugkomen zonder het contact tussen uw handen en borstbeen te verliezen
• Herhaal dit met een frequentie van 100 tot 120 keer per minuut.

Alleen borstcompressies geven
Als u géén beademingen kunt geven ( ook géén mond-op-neus beademing) omdat bijvoorbeeld mond en neus zodanig zijn beschadigd dat beademing niet mogelijk is, geef dan alléén borstcompressies. Dat moet dan in een onafgebroken tempo van 100 x per minuut gedaan worden.
Stop alleen als het slachtoffer beweegt, de ogen opent en normaal begint te ademen.
Ga in alle andere gevallen door met reanimeren totdat professionele hulp arriveert die de hulpverlening van u overneemt of totdat u zelf uitgeput raakt.

Beademen
Het doel van de beademing is om zuurstof in het bloed te krijgen.
• Open de luchtweg door het hoofd achterover te kantelen en de kinlift uit te voeren
• Knijp de neus van het slachtoffer dicht
• Laat de mond een beetje open
• Adem in, plaats uw lippen over de mond van het slachtoffer. Zorg voor een luchtdichte afsluiting
• Blaas rustig één seconde in en kijk zijdelings of de borstkas omhoog komt
• Geef een tweede beademing
• Geef in totaal maar twee beademingen (ook als het niet lukt). De twee beademingen mogen niet langer duren dan 5 seconden
• Komt de borstkas niet omhoog na de eerste beademing, doe dan een mondinspectie. Alles wat los in de mond zit (ook gebitsdelen) moeten worden verwijderd. Laat een goed (vast) zittend kunstgebit zitten
• Als de mond leeg blijkt te zijn dan zal in de meeste gevallen de reden van een niet gelukte beademing zijn dat het hoofd niet ver genoeg achterover gekanteld is, of de kinlift niet goed uitgevoerd
• Ga na de twee beademingen direct door met de 30 compressies

 Complicaties bij reanimatie

• Door te snel of te krachtig inblazen kan de maaginhoud naar de mond stromen.
Toepassen van de snelle kantelmethode voorkomt dat het braaksel in de luchtweg terecht komt.
Doe na het braken een mondinspectie, maak eventueel de mond leeg, rol het slachtoffer weer op de rug en ga direkt door met het geven van borstcompressies
• Door op een te laag punt borstcompressies te geven (dan drukt u ook op de maag) kan ook de maaginhoud naar de mond stromen. Volg dan dezelfde methode als hiervoor beschreven.
Plaats daarna bij het geven van de borstcompressies uw hand op de juiste plaats op het borstbeen.

Reanimeren door twee BHV’ers
In principe geschiedt de reanimatie door één BHV’er. Daardoor verloopt de afwisseling van het geven van borstcompressies en de beademingen in het juiste tempo. Uiteraard kan het gebeuren dat u vermoeid raakt. De effectiviteit van de reanimatie zal dan snel afnemen. Afwisseling door een tweede BHV’er is dan gewenst. Hierbij mogen er zo min mogelijk onderbrekingen plaatsvinden. Het beste kunt u wisselen ten tijde van een beademing. Zodra BHV’er 1 de tweede beademing gegeven heeft start BHV’er 2 met het geven van borstcompressies.

Stabiele zijligging
Als het slachtoffer normaalt ademt, moeten we er voor zorgen dat de luchtweg vrij blijft.
Laat u het slachtoffer op de rug liggen dan is de kans dat de tong achter in de keel zakt groot.
Door het slachtoffer in de stabiele zijligging te leggen voorkomen we de afsluiting van de luchtweg. Bij een slachtoffer dat niet reageert, maar wel normaal adem haalt kan het plaatsen in de stabiele zijligging levensreddend zijn.
Door het slachtoffer stabiel op zijn zij te leggen heeft het slachtoffer geen druk op de borst die de ademhaling kan belemmeren.

Aandachtspunten
• Verwijder eventuele bril van het slachtoffer
• Houd ledematen van het slachtoffer met twee handen vast
• Houd de hand tegen de wang van het slachtoffer vast
• Gebruik de omhoog gezette knie van het slachtoffer als hefboom
• Zorg dat de elleboog van het slachtoffer de grond raakt boven de gestrekte arm
• Heup en knie van het bovenste been van het slachtoffer in een rechte hoek leggen
• Zorg dat het hoofd voldoende achterover ligt om de luchtweg vrij te houden
• Controleer elke minuut de ademhaling
* Blijf aan de kant van het gezicht van het slachtoffer
* Controleer de ademhaling door te kijken, te luisteren en te voelen
* Plaats één hand op borst-buik overgang van het slachtoffer, de andere hand op dezelfde hoogte op de rug
* Houdt uw oor boven de mond van het slachtoffer en voel of er een luchtstroom is.

Geen ademhaling
Neemt u geen ademhaling waar, draai het slachtoffer dan weer voorzichtig op de rug. Let op het hoofd!
Start dan direct met de reanimatie. Laat opnieuw alarmeren. De situatie van het slachtoffer is immers verslechterd, en het gaat nu om een reanimatie.

Uitzondering géén stabiele zijligging
Het slachtoffer mag niet in de stabiele zijligging worden gelegd als:
• U vermoedt dat het slachtoffer ernstig letsel heeft aan de borstkas
• U vermoedt dat het slachtoffer letsel heeft aan de wervelkolom
• U vermoedt dat het slachtoffer verschillende breuken heeft aan bekken en / of ledematen
Zorg er dan wel voor dat de luchtweg wordt vrijgehouden door het continu toepassen van de kinlift.
Lukt dit niet, dan moet het slachtoffer alsnog in de stabiele zijligging worden gelegd. De ademhaling is voor het slachtoffer van levensbelang.

De Automatische Externe Defibrillator (AED )

aed 2AED bord

 

De AED is een apparaat waarmee een schok (stroomstoot) kan worden toegediend aan een slachtoffer met een circulatiestilstand. Het gaat dan om slachtoffers met een fibrillerend hart. Dat is het ongecoördineerd samentrekken van het hart.
Door het geven van een stroomstoot zet de AED als het ware het hart stil (defibrilleren), in de hoop dat het hart daarna direct weer het “normale” ritme oppakt.
Gebeurt de defibrillatie binnen drie minuten na de circulatiestilstand dan heeft het slachtoffer 50 tot 70 procent kans om dit te overleven. Elke minuut later kan de kans op overleven met 5 tot 10 procent per minuut doen afnemen.

De AED is een aanvulling op de basale reanimatie.
De AED kan het hartritme controleren en vaststellen of defibrillatie noodzakelijk is.
De AED kan een elektrische schok toedienen (automatische AED) of een schok adviseren toe te dienen (semi-automatische AED).
De AED kan ondersteuning bieden tijdens de reanimatie.

Door de AED aan te zetten start het apparaat met geven van instructies.
De hulpverlener hoeft alleen maar goed te luisteren naar de conclusies en instructies van de AED. Het apparaat vertelt precies wat er wanneer moet worden gedaan. Het geheugen van de AED kan worden uitgelezen, zodat de gegevens beschikbaar komen voor de behandelend arts of het ziekenhuis.

Inzet van de AED
Laat eerst alarmeren om te zorgen dat professionele hulp in gang wordt gezet. Dit verhoogt de overlevingskansen van het slachtoffer. Laat de melder terugkomen en indien aanwezig de AED meenemen.
Alarmering doe je volgens de interne bedrijfsprocedure.
Bij de melding moet er worden aangegeven dat het om een reanimatie gaat en dat de AED wordt ingezet. Er komen dan in principe meerdere hulpverleners. ( twee ambulances en vaak ook politie en/of brandweer)
De centralist bepaalt of de melder mag ophangen.

Inzet AED met twee BHV’ers
Met twee BHV’ers kunt u het meest efficiënt werken. Degene die reanimeert is de BHV’er. De tweede BHV’er noemen we de AED-bediener.
De bediener alarmeert en gaat de AED halen, sluit de AED aan en luistert nauwkeurig naar de instructies van de AED. De BHV’er is dan al gestart met de reanimatie.

Inzet AED met een BHV’er en een collega
Als er geen tweede BHV’er aanwezig is maar wel een collega, dan kan de collega alarmeren en de AED halen, zodat de BHV’er direct kan starten met de reanimatie. Zodra de AED er is zal de BHV’er zelf de AED moeten aansluiten en handelen volgens de instructies van de AED.
Schakel de collega dan in om bijvoorbeeld een tweede BHV’er te alarmeren, de werkplek vrij te houden van omstanders, de ambulance op te laten wachten of dat zo nodig de liften beschikbaar worden gehouden.

Inzet AED met één BHV’er
Als een BHV’er alléén is, moet hij zelf alarmeren, bij voorkeur met zijn GSM.
Alleen als er een AED binnen korte afstand is, pakt hij de AED. Zo nodig laat hij het slachtoffer even alleen. Bij terugkomst begint hij niet met reanimeren, maar met het aansluiten van de AED. Volg vervolgens de instructies op van de AED.

Aansluiten van de AED
Plaats de AED boven het hoofd van het slachtoffer. Zodoende kun je de elektroden makkelijk op de borst en in de zij plakken en zijn de knoppen van de AED gemakkelijk te bedienen. Zet de AED eerst aan! Sommige AED’s gaan automatisch aan als de deksel wordt geopend, bij andere types moet u de aan/uit knop indrukken. Terwijl de bediener de AED klaarmaakt en de elektrodes installeert, gaat de BHV’er door met reanimeren. 

Plaatsen van de elektroden
• Verwijder de kleding van het slachtoffer. Doe dit bij voorkeur als de BHV’er de beademingen toedient
• Plak elektroden op blote, droge huid
• Scheer overdadig borsthaar weg
• Verwijder de schutbladen van de elektroden
• Plak elektroden zoals op de afbeelding is weergegeven
• AED is nu gereed voor de analyse.

Analyse door AED
Zodra de AED kan gaan analyseren geeft de AED opdracht te stoppen met de reanimatie. Het is van belang het slachtoffer niet aan te raken. ( denk ook aan omstanders en eventueel uw benen ) Raakt men het slachtoffer wél aan tijdens de analyse dan kan de analysefase worden verlengd en daardoor duurt het weer langer voor er een eventuele schok kan worden afgegeven. De bediener houdt zijn/haar handen gestrekt boven het slachtoffer om aan te geven dat het slachtoffer niet mag worden aangeraakt. De AED voert een analyse van het hartritme uit. Op grond van deze meting word bepaalt of het hart defibrilleerbaar is of niet.

Analyse onmogelijk
Het kan zijn dat er geen analyse mogelijk is omdat de elektroden geen goed contact met de huid maken. Dit kan de volgende oorzaken hebben:
• Een natte of sterk behaarde borst
• Bewegen door het slachtoffer
• Aanraken van het slachtoffer door een hulpverlener of een omstander

De AED geeft dit aan door bijvoorbeeld de mededeling “check elektroden” of “beweging waargenomen”. Check dan de elektroden en/of dat niemand het slachtoffer aanraakt.

Na de analysefase zijn er twee mogelijkheden:
• Schok geadviseerd
• Geen schok geadviseerd, ga door met reanimatie.

Schok geadviseerd
Als de AED hartactiviteit meet die geschikt is om een schok af te geven ( fibrillatie) dan zal de AED zich gaan opladen om de schok toe te dienen.
Wanneer de AED opgeladen is geeft hij de opdracht de knipperende knop in te drukken. Om iedereen daar voor te waarschuwen roept de bediener luid “iedereen los” , hij kijkt om zich heen en maakt daarbij een vegende beweging. Dan drukt hij de knop in. Een volautomatische AED geeft de schok zelf en zal duidelijk waarschuwen dat er een schok zal worden toegediend. Na één schok geeft de AED de opdracht te starten met de reanimatie. ( borstcompressies en beademingen) Na twee minuten voert de AED opnieuw een analyse van het hartritme uit. Ga door met het opvolgen van de instructies van de AED totdat het ambulancepersoneel arriveert en de reanimatie van u overneemt, het slachtoffer goed bij bewustzijn komt óf tot u zelf niet meer kunt.

Geen schok geadviseerd
Als de AED géén schok adviseert zijn er twee mogelijkheden:
• Er is een hartritme dat nog een redelijke circulatie in stand houdt
• Er is een circulatiestilstand, het hart heeft geen ritme meer en staat stil.

De AED zal u dan instrueren door te gaan met reanimeren. Na twee minuten zal de AED wederom een analyse van het hartritme doen. Ga door met reanimeren totdat:
• Het slachtoffer beweegt, de ogen opent en normaal begint te ademen
• De professionele hulpverleners het van u overnemen
• U uitgeput raakt.

Bijzondere situaties
• Een natte omgeving. Denk hier aan bijvoorbeeld een zwembad of in de regen. Als de huid nat is laten de elektroden los. Droog de plek waar de elektroden moeten komen goed af voordat u de elektroden plaatst. ( doekje)
• Sterk behaarde borstkas. Doordat de elektroden door te lange haren de huid niet kunnen raken is het noodzakelijk deze plekken te ontdoen van borsthaar. ( scheermesje)
• Metalen ondergrond. Hierbij kan gebruik worden gemaakt van de AED.
• Geïmplanteerde pacemaker/defibrillator. Deze vormen een harde knobbel onder de huid. Plaats de elektrode minstens drie centimeter naast zo’n implantaat. Is dat niet mogelijk, plak de elektrode dan op de juiste plaats ( zoals aangegeven). De defibrillatie heeft voorrang op de eventuele beschadiging van het implantaat.
• (medicinale) pleisters op de borst. De pleisters die in de weg zitten om de elektroden te kunnen plaatsen moeten worden verwijderd. Veeg dit gebied dan eerst goed schoon en droog alvorens de elektrode te plaatsen (doekje).
• Zwanger. Defibrillatie kan gevolgen hebben voor het kind. Niet helpen betekent echter dat zowel moeder als kind overlijden. Sluit derhalve de AED aan en volg de instructies.
• Piercing. Plak indien mogelijk de elektrode minstens drie centimeter naast een piercing. Plak elektrodes niet op tepels. Door de tere huid zullen hierop brandwonden ontstaan door het afgeven van de schokken.
• De niet reanimatie verklaring

Overige Spoedeisende Eerste Hulp

Verslikking
Als een slachtoffer zich verslikt zal hij paniekerig zijn en hoesten. Er kan een piepend geluid hoorbaar zijn als hij probeert in te ademen. Om de luchtweg vrij te maken kunt u als volgt handelen:
• Vraag het slachtoffer of hij zich heeft verslikt
Reageert het slachtoffer niet op aanspreken en heeft hij géén normale ademhaling handel dan volgens de Eerste Hulp richtlijn: alarmeer en laat de AED halen en start reanimatie
• Ademt het slachtoffer nog, moedig hem dan aan door te gaan met hoesten
• Vertoont het slachtoffer tekenen van verminderde of afwezige ademhaling of hoest hij niet meer, handel dan als volgt:

Aandachtspunten verslikking:

  • Moedig aan tot hoesten.
  • Alarmeer 112 of laat alarmeren

  • Sta iets achter het slachtoffer
  • Ondersteun het slachtoffer met één hand op de borst en laat slachtoffer iets voorover staan
  • Geef vijf stevige slagen tussen de schouderbladen
  • Helpt dat niet voer dan de rugslagen en buikstoten uit (voorheen Heimlich manouvre).

    Ga achter het slachtoffer staan

  • Sla beide armen om het slachtoffer heen
  • Plaats uw ene hand net boven de navel van het slachtoffer, met uw duim in uw vuist
  • Plaats uw andere hand daar over heen
  • Trek krachtig naar u toe met een omhoog scheppende beweging
  • Doe dit maximaal 5 keer.

Heeft dit geen effect blijf deze handelingen dan herhalen (afwisselend 5 slagen op de rug en 5 buikstoten. Op een gegeven moment zal het slachtoffer niet meer reageren. Leg het slachtoffer voorzichtig neer.

Start reanimatie
U heeft kans dat door de massagebewegingen de luchtweg weer vrij komt. Het slachtoffer zal dan direct weer kleur krijgen en reageren.
Na het toepassen van de buikstoten is het advies een slachtoffer altijd door een arts laten onderzoeken op eventueel inwendig letsel.( Kinderen moeten gezien worden)

Shock

Shock wordt veroorzaakt door onvoldoende circulatie en is levensbedreigend.
Het lichaam krijgt te weinig zuurstof.
Shock verloopt geleidelijk. Langzaamaan nemen de functies van het lichaam steeds verder af.
Het lichaam reageert hierop met het sneller pompen van het hart om de zuurstofvoorziening van de hersenen te waarborgen. Hierdoor versnelt ook de ademhaling. De overige organen (huid, spieren, maag, darmen en nieren) krijgen minder bloed. Het slachtoffer ervaart een gevoel van angst.
Als we de oorzaak van de shock niet kunnen verhelpen zullen uiteindelijk ook de hersenen, de ademhaling en het hart stoppen.

Oorzaken shock

  • Ernstige inwendige of uitwendige bloedingen
  • Storingen in de werking van hart of circulatie
  • Ernstig verlies van lichaamsvocht
  • Allergische reactie ( bijen of wespensteek, noten)
  • Ernstige brandwonden. Vaak pas na enige tijd merkbaar, soms pas na 24 uur.

Kenmerken shock

  • Bleke, koude en klamme huid
  • Snelle en oppervlakkige hartslag
  • Snelle en oppervlakkige ademhaling
  • Slappe en zwakke spieren
  • Dorst, droge slijmvliezen ( droge mond en lippen)
  • Slachtoffer heeft het koud
  • Onrustig, angstig en verward
  • Diepliggende ogen, ingevallen gezicht en ( daardoor ) een spitse neus
  • Misselijk ( spijsvertering werkt niet meer )
  • Suf en futloos

Bij een allergische reactie wordt het slachtoffer niet bleek. Bij deze reactie gaan de bloedvaten juist open staan. De overige verschijnselen zijn er wel.

Eerste Hulp bij shock

Shock kan leiden tot de dood. Professionele hulp is met spoed noodzakelijk. Alarmeren! Laat de situatie niet verslechteren door:

  • Het slachtoffer te laten liggen
  • Stelp eventueel ernstig uitwendig bloedverlies
  • Blijf bij het slachtoffer en stel hem gerust
  • Probeer afkoeling tegen te gaan, maar voeg géén extra warmte toe
  • Luchtweg vrijhouden en slachtoffer eventueel in stabiele zijligging leggen
  • Geef het slachtoffer NIET te drinken.

Angina Pectoris

Hierbij is er sprake van een verminderde bloedcirculatie in de kransslagaders.

Kenmerken Angina Pectoriss
Beklemmende pijn in de borststreek, achter het borstbeen
Uitstraling naar linkerarm, beide armen, schouderbladen, kaak of hoofd
Pijnaanval meestal bij inspanning
Pijn ebt langzaam weg bij rust


Eerste Hulp bij Angina Pectoris
Laat slachtoffer rustig zitten of liggen
Indien slachtoffer al bekend is met Angina Pectoris zal hij beschikken over medicijnen
Altijd bezoek aan arts of Spoedeisende Eerste Hulppost, eventueel ambulance waarschuwen

Hartinfarct

Bij een hartinfarct wordt een kransslagader plotseling afgesloten door een (bloed-) stolsel. Het deel van de hartspier dat door die kransslagader wordt gevoed krijgt dan geen zuurstof meer en sterft af. Op de plek van het infarct ontstaat littekenweefsel

Kenmerken Hartinfarct

    • Beklemmende pijn op de borst
    • Uitstraling naar de linker arm, maagstreek, schouderbladen, kaak of hoofd
    • Pijn gaat niet over in rust
    • Grauw bleke kleur, zweten.

Eerste Hulp bij Hartinfarct

Als de pijn niet overgaat door rust te nemen of door medicatie te slikken ( of mondspray), alarmeer dan zo snel mogelijk. Blijf bij het slachtoffer en stel het slachtoffer gerust.Laat het slachtoffer liefst al op de grond gaan zitten of liggen. Blijf de ademhaling controleren.

Beroerte
Een beroerte of CVA wordt veroorzaakt door een herseninfarct ( stolsel) of een hersenbloeding. 80 % wordt veroorzaakt door een herseninfarct. Het deel van de hersenen dat geen zuurstof meer krijgt, sterft af.Een hersenbloeding wordt veroorzaakt door een zwakke plek in een bloedvat dat openbarst. Hierdoor raakt hersenweefsel beschadigd.

Mogelijke gevolgen beroerte:

  • Halfzijdige verlammingen
  • Taal- spraakstoornissen
  • Uitval van gezicht aan één kant
  • Stoornissen in denken, emotie en gedrag
  • Als binnen drie uur bloedverdunners kunnen worden toegediend om het stolsel ( bij een infarct ) op te lossen is soms volledig herstel mogelijk.

TIA

Een TIA is een lichte vorm van een beroerte die kortdurende verschijnselen vertoont. De klachten zijn meestal na 24 uur weer verdwenen.

Kenmerken Beroerte

  • Afhangend gezichtsdeel of scheef gezicht
  • Spraakstoornissen (traag of verkeerde woorden gebruiken)
  • Verlammingsverschijnselen aan arm of been

Eerste Hulp bij een Beroerte
U kunt hierbij gebruik maken van "Mond, spraak, arm = beroerte alarm".

  • Mond: kijk of de mond scheef staat
  • Spraak: Spreekt het slachtoffer onduidelijk? Vraag of hij een simpel zinnetje kan zeggen
  • Arm: kijk of er een verlamming optreedt bij een arm door het slachtoffer te vragen beide armen omhoog te doen
  • Tijd: bepaal wanneer de klachten zijn begonnen
  • Alarmeer 112 of laat dit doen via het interne alarmnummer Blijf bij het slachtoffer totdat de professionele hulpverleners het van u overnemen.

Epilepsie

Een epileptische aanval komt onverwacht en de verschijnselen treden meestal op in aanvallen.Er zijn vele vormen van epilepsie.Bij de zwaarste vorm treden spierkrampen, spierschokken en bewusteloosheid op.Een slachtoffer van epilepsie vertoont vaak ongecoördineerde, hevig schokkende bewegingen. (stuipen aan armen, benen, hoofd en hals)

Eerste Hulp bij Epilepsie

  • Houd zaken waaraan men zich kan bezeren buiten bereik
  • Houd het slachtoffer met zachte hand weg bij gevaar ( slootkant, rijweg)
  • Blijf bij het slachtoffer tot de aanval over is en stel hem gerust
  • Houd de tijd in de gaten.
  • Schakel een arts in als;
  • Het de eerste keer is dat het slachtoffer een aanval krijgt
  • De aanval meer dan 5 minuten duurt of als er meerdere aanvallen kort op elkaar volgen
  • Het slachtoffer 15 minuten na de aanval nog niet reageert
  • Indien het slachtoffer verwondingen heeft opgelopen
  • Het slachtoffer water heeft binnengekregen ( bad of zwembad)
  • Veel epilepsiepatiënten dragen een SOS-bandje of talisman met medische informatie. Ziet u dit, meld dit dan aan de externe hulpverleners.

Suikerziekte

Suikerziekte (diabetes) is een stofwisselingsziekte. Het lichaam maakt te weinig of geen insuline aan. De bloedsuikerspiegel schommelt: te laag (hypo) of te hoog (hyper).

Kenmerken Suikerziekte

HYPO

  • Zweten
  • Bleek zien
  • Hartkloppingen
  • Onduidelijk praten (prevelen)
  • Hongerig gevoel
  • Gapen
  • Prikkelingen om de mond
  • Wazig zien
  • Hoofdpijn
  • Beven
  • Trillerig, onzeker of slap gevoel
  • Stemmingsveranderingen ( koppig, prikkelbaar, stuurs)
  • Koud hebben
  • Moeite met concentratie
  • Licht in het hoofd
  • Bewusteloosheid (geen drinken geven)

HYPER

  • Veel en vaak moeten plassen
  • Dorst en droge mond
  • Vermoeidheid, slaperig
  • Prikkelingen, tintelingen, “doof” gevoel
  • Bewusteloosheid ( geen drinken geven)

 Eerste Hulp bij Suikerziekte

Dien gèèn insuline toe! Alleen het slachtoffer weet welke doseringingespoten moet worden. BHV-ers zijn niet opgeleid om spuiten/naalden te mogen zetten.

Hypo
Laat slachtoffer rustig zitten
Laat slachtoffer wat extra koolhydraten eten ( druivensuiker )


HYPER
Als het slachtoffer op den duur niet meer normaal ademhaalt, handel dan volgens de Eerste Hulp-benadering.

Hersenschudding

Oorzaken Hersenschudding

  • Klap op het hoofd
  • Botsing met een hard voorwerp
  • Een val van hoogte
  • Geweld op de schedel

Kenmerken Hersenschudding

  • Geheugenverlies
  • Kortstondig niet reageren op aanspreken en schudden
  • Geheugenverlies
  • Geen besef van tijd
  • Hoofdpijn
  • Duizeligheid
  • Verward
  • Braken

Eerste Hulp Hersenschudding

  • Laat slachtoffer rust nemen
  • Bel (interne) alarmnummer
  • Bij toenemende hoofdpijn, verwardheid en slaperigheid is behandeling dringend noodzakelijk
  • Neem bij mogelijke hersenschudding altijd contact op met een arts.